Semantiseren

2.2.2 Semantiseren

Omschrijving

De leraar legt in deze fase van de woordenschatdidactiek woordbetekenissen uit en licht ze toe.

Toelichting

Het is belangrijk dat de leraar dit zelf doet en niet de betekenis terugvraagt aan de kinderen. Velen kennen het woord immers niet of onvolledig. Het is de taak van de leraar te bepalen welke betekenisaspecten kenmerkend zijn en hoe hij de uitleg zo duidelijk mogelijk kan maken.
Hierbij kan hij de ‘drie uitjes’ (Van den Nulft & Verhallen 2001) gebruiken:
- uitbeelden: de leraar maakt de woordbetekenis zichtbaar met beelden, gebaren en voorwerpen;
- uitleggen: de leraar ondersteunt de beelden met verbale uitleg, omschrijft de betekenis, geeft voorbeelden en gebruikt de woorden veelvuldig. Hij houdt de uitleg kort en krachtig;
- uitbreiden: de leraar koppelt in zijn uitleg het woord aan andere woorden die betekenisverbindingen hebben met het woord (woordgroep). Hij plaatst het woord in een netwerk van andere woorden.

Zie ook

Woordenschatopbouw; selecteren van woorden; didactisch model woordenschatuitbreiding.