Voorbeelden van de sociale taalfunctie ‘structureren van het gesprek' zijn:

In fragment 1: Kun jij iets vertellen over de winter?; Vertel maar.

In fragment 2: Jitte kun jij nog wat vertellen van de sneeuw? Vertel eens.

In fragment 3: Mila kan ons vast wel iets vertellen over de winter of niet Mila? ; Kun je dat vertellen?; Jitte wil jij Mila helpen?; Daan