Wanneer een leraar taalontwikkelende interactie tot stand wil brengen, dient hij de volgende drie vaardigheden in te zetten: - taalaanbod realiseren: de leraar zorgt met zijn eigen taalaanbod voor betrokkenheid van de leerlingen (zijn taalgebruik is begrijpelijk, maar ook net iets boven het niveau van de kinderen); - taalproductie stimuleren of taalruimte scheppen: de leraar zorgt ervoor dat de leerlingen voldoende gelegenheid tot spreken krijgen (zowel in beurtruimte als inbreng van onderwerpen); - feedback geven: de leraar schenkt in zijn reactie op leerlingen aandacht aan verbeteren (bijvoorbeeld door middel van modeling of positief bevestigen). Deze vaardigheden kunnen in alle mondelinge onderwijsactiviteiten worden ingezet bij allerlei verschillende vakken. |
Kennisplatform taaldidactiek