Fonologie, morfologie, syntaxis, semantiek en pragmatiek hebben primair betrekking op de gesproken taal. Orthografie heeft alleen betrekking op de geschreven vorm van taal. Bij een correcte spelling spelen fonologische, morfologische, semantische en syntactische eigenschappen van het Nederlands wel een belangrijke rol. Het hoofdprincipe van spelling is immers fonologisch (we schrijven woorden zoals we ze uitspreken) en het tweede principe is morfologisch (we schrijven hond met een d vanwege honden). Syntactische informatie gebruiken we voor het juist spellen van een persoonsvorm (het onderwerp van de zin bepaalt de vorm van de persoonsvorm) en door semantische informatie weten we of we wei of wij moeten schrijven. Door de principes van de Nederlandse spelling is er een aantal bijzonderheden in onze spelling. Voorbeelden hiervan zijn de homofonen en de homografen. Homofonen zijn woorden met dezelfde klankopbouw maar met een verschillende schrijfwijze: bijvoorbeeld rouw en rauw of slap en slab. Homografen zijn woorden met dezelfde schrijfwijze maar met een verschillende uitspraak (door klemtoonverschil): bijvoorbeeld bedelen of kantelen. Op basis van de context kan de juiste betekenis en dus de correcte spelling of uitspraak worden bepaald. |