In onze geletterde samenleving komen leerlingen voortdurend in aanraking met geschreven taal. Op straat zien ze opschriften, uithangborden, straatnaambordjes, wegwijzers en graffiti. Ze ervaren dat geschreven taal een functie heeft, bijvoorbeeld om te communiceren met mensen die zich elders bevinden. Mensen schrijven brieven en kaarten om elkaar iets te vertellen en leerlingen ervaren de functie van geschreven taal zelf als ze voor hun verjaardag een verlanglijstje mogen maken. Doelen hierbij zijn: - Leerlingen weten dat geschreven taalproducten zoals, briefjes, brieven, boeken en tijdschriften een communicatief doel hebben. - Leerlingen weten dat symbolen zoals logo’s en pictogrammen verwijzen naar taalhandelingen. Vóór de start van het formele lees- en schrijfonderwijs ontdekken leerlingen de relatie tussen de taal die je ziet en de taal die je hoort (lezen). Ze ontdekken ook dat de taal die je spreekt zichtbaar gemaakt kan worden (schrijven). Aan deze ontdekking van de relatie tussen gesproken en geschreven taal dragen leraren bij door hun eigen omgang met geschreven taal aan kinderen te laten zien. Bijvoorbeeld door het voorlezen van (prenten)boeken en opschriften, door het oplezen van een namenlijst, enzovoort. Doelen hierbij zijn: - Leerlingen weten dat gesproken woorden kunnen worden vastgelegd, op papier en met (audio)visuele middelen. - Leerlingen weten dat geschreven woorden kunnen worden uitgesproken (Verhoeven & Aarnoutse 1999). |