Schrijven is een complex proces, waarin veel aspecten een rol spelen, zoals: rekening houden met doel, publiek en kenmerken van de tekstsoort; het onder woorden brengen van bepaalde inhouden; je houden aan regels voor zinsbouw en spelling, enzovoort. Om leerlingen vertrouwd te maken met al die verschillende aspecten, maken veel taalmethoden gebruik van een zogenoemd stappenplan. Bij elke tekst die de leerlingen schrijven, doorlopen ze systematisch alle stappen uit dit stappenplan. Een voorbeeld: - stap 1: nadenken (voor wie is de tekst bedoeld? Wat wil ik schrijven? Met welke bedoeling schrijf ik? Wat voor tekstvorm kies ik?). - stap 2: verzamelen (Wat weet ik al? Waar kan ik nog iets vinden? Welke gegevens kan ik gebruiken? Hoe orden ik de gegevens?). - stap 3: schrijven (Ik schrijf de eerste versie van de tekst). - stap 4: afwerken (Ik kijk de tekst goed na en verbeter hem. Ik schrijf de tekst in het net). Een dergelijk stappenplan biedt met name zwakke stellers en leerlingen met schrijfangst houvast bij het schrijven van zakelijke teksten. Een stappenplan wordt doorgaans geleidelijk ingevoerd, zodat leerlingen het zich stukje bij beetje kunnen eigen maken. In dat verband is ook het maken van deeloefeningen op zijn plaats. Het uiteindelijke doel van een stappenplan is dat leerlingen de geboden procedure voor het schijven van een tekst in hun hoofd hebben zitten. Het stappenplan heeft zichzelf dan overbodig gemaakt. In een stappenplan wordt het schrijfproces lineair voorgesteld: je begint bij stap 1 en eindigt bij stap 4. Zo’n procedure kan behulpzaam zijn, maar doet niet volledig recht aan het recursieve karakter van het schrijfproces: de fasen wisselen elkaar voortdurend af in een steeds wisselende volgorde. |