Beschrijving van de variatie in taalachtergronden en taalvaardigheid van leerlingen in een school en een groep. Wat is de invloed van die variatie op de organisatie en inhoud van het taalonderwijs Nederlands?
Toelichting
Een taalhomogene klas, waarin alle leerlingen dezelfde taalachtergrond hebben en daarmee dezelfde startkennis en startvaardigheden, bestaat niet. In elke klas tref je leerlingen met een verschillende taalachtergrond. Naast leerlingen die het Nederlands als moedertaal hebben geleerd, zijn er ook leerlingen die van huis uit een dialect spreken of een geheel andere taal (meertalige leerlingen). Naast leerlingen die thuis zijn opgegroeid met lezende ouders en veel boeken, zijn er ook leerlingen uit een niet-geletterd milieu. Naast leerlingen die makkelijk en vanzelfsprekend taal leren, zijn er ook leerlingen bij wie het taalleerproces moeizaam verloopt (taalzwakke leerlingen). Ook de houding ten aanzien van meertaligheid en het vertrouwen in de taalontwikkelingsmogelijkheden variëren, zowel bij de leerlingen als bij de leraren.
In het huidige onderwijs kunnen de verschillen in taalachtergrond groot zijn. Dat heeft gevolgen voor de inrichting van het taalonderwijs Nederlands. Taalheterogeniteit wordt meestal opgevangen in de klas zelf, door op een zorgvuldige manier te differentiëren in leerstof en didactiek. Soms is dat niet de beste oplossing, bijvoorbeeld als nieuwkomende leerlingen nog helemaal geen Nederlands beheersen. Die leerlingen zullen doorgaans eerst NT2-onderwijs (=Nederlands als tweede taal) volgen in een aparte groep. Pas als zij voldoende basisvaardigheid in het Nederlands hebben, kunnen ze meedoen in een reguliere klas.