Toelichting | Dit begrip gaat terug op door onderwijskundigen in de jaren zestig van de vorige eeuw geformuleerde ‘deficiet- of taalachterstandopvatting’. Die opvatting had toen betrekking op leerlingen uit de zogenaamde achterstandsmilieus. De visie was dat bijvoorbeeld kinderen uit arbeidersgezinnen hun taal minder goed beheersen dan kinderen uit gezinnen met hoogopgeleide ouders. Een meer taalkundige visie op dit verschijnsel is dat kinderen uit verschillende milieus een verschillende variant van de standaardtaal spreken. Iedere variant voldoet in de eigen context en is daarmee een volwaardige taal. De taalvariant die in het onderwijs wordt gehanteerd, vertoont meer overeenkomsten met de thuistaal van sommige leerlingen dan van andere. Taal in het onderwijs is beter afgestemd op kinderen uit midden- of hogere milieus. Tegenwoordig wordt het begrip taalachterstand veel gebruikt in relatie tot meertalige leerlingen en leerlingen uit sociaaleconomisch zwakkere milieus die met een laag taalvaardigheidsniveau de basisschool binnenkomen. Het heeft uitdrukkelijk betrekking op de taalvaardigheid in het Nederlands die achterblijft bij die van eentalige leeftijdsgenoten. Het feit dat meertalige kinderen twee talen beheersen, komt in deze term niet tot uitdrukking. |