In de syntaxis onderscheidt men binnen de zin zinsdelen en woordgroepen. De volgorde van zinsdelen en van woorden binnen zinsdelen zijn taalspecifiek. In het Nederlands ligt de woordvolgorde behoorlijk vast. In de zin Ik geef de pop een knuffel is het door de woordvolgorde duidelijk dat aan de pop en niet aan een knuffel iets wordt gegeven. Er zijn ook talen zonder zo’n strikte volgorde. Die gebruiken meestal naamvalsvormen om syntactische relaties uit te drukken. Ook de woordvolgorde binnen zinsdelen is beregeld. Zo hebben we in het Nederlands bij zelfstandignaamwoordgroepen een vaste positie voor het lidwoord en het bijvoeglijk naamwoord, namelijk vóór het zelfstandig naamwoord. In het Frans staan sommige bijvoeglijke naamwoorden vóór en andere achter het zelfstandig naamwoord. En in andere talen, zoals het Turks, ontbreekt het lidwoord geheel. |