Alle niveaus van taal zijn betekenisdragend. De semantiek bestudeert daarom niet alleen het semantisch niveau, maar ook alle andere niveaus van taal. Fonologisch niveau Betekenisonderscheidende fonemen bepalen naar welke betekenis wordt verwezen: /bek/ betekent iets anders dan /bak/. Ook zinsmelodie en klemtonen bepalen de betekenis van zinnen en woorden. Vergelijk Wát heb jij gedaan? met Wat heb jij gedáán? Morfologisch niveau Morfemen zijn de kleinste betekenisdragende eenheden. Combinaties van morfemen verwijzen weer naar nieuwe betekenissen en ook de volgorde van morfemen is betekenisbepalend. Een koekenpan is iets anders dan een pannenkoek. Syntactisch niveau Woordvolgorde bepaalt mede de betekenis van een zin: Jan slaat Marie betekent iets anders dan Marie slaat Jan. Semantisch niveau Het niveau van betekenisrelaties speelt zich voor een groot deel af op woordniveau. Enkele voorbeelden daarvan zijn: antoniemen (bijvoorbeeld: hoog-laag), hyponiemen (bijvoorbeeld: dier-koe) en synoniemen (bijvoorbeeld: fiets-rijwiel). |