Er zijn verschillende manieren om spelfouten in te delen: 1. Op basis van de spellingstrategie die de leerling zou moeten hanteren. Daarvoor moet de leraar bij afname van de toets nauwkeurig observeren hoe de leerling te werk gaat. Uiteindelijk registreert de leraar hoe de leerling presteert op de verschillende strategieën, zoals visuele strategie, analogiestrategie, enzovoort. 2. Op basis van de didactische aanpak (instructie) die wordt vereist om de gemaakte spelfout ‘af te leren’. De hieronder genoemde hoofdcategorieën geven aan hoe de leraar een bepaalde fout moet aanpakken: Oriëntatiefouten Zoals een b voor een d (visuele oriëntatie), een aa voor een a (auditieve oriëntatie), pots voor post (oriëntatie op woordniveau), enzovoort. Instructie: de leerling beter laten luisteren of kijken. Regelfouten Deze ontstaan door het niet of onjuist toepassen van spellingregels, bijvoorbeeld de verdubbelingsregel. Instructie: de leerling leren een spellingregel correct toe te passen. Fonetische fouten Als de leerling op basis van het gehoor spelt, bij gebrek aan een woordbeeld, bijvoorbeeld sjoofeur. Instructie: de leerling duidelijk maken dat je bij niet-klankzuivere woorden een andere strategie moet gebruiken dan de elementaire spellinghandeling (in dit geval de woordbeeldstrategie). Materiaalfouten Deze worden veroorzaakt door eigenaardigheden van het spellingsysteem, bijvoorbeeld ch voor g in chaos. Instructie: de leerling de schrijfwijze van het woord inprenten. Laatstgenoemde indeling van fouten op basis van de gewenste instructie is onder meer terug te vinden in de methode Taal Actief. |