Woordenschatontwikkeling in een tweede taal

2.4.5 Woordenschatontwikkeling in een tweede taal

Omschrijving

Het leren van woorden in een tweede taal.

Toelichting

Taalverwervers, of het nu een eerste of een tweede taal betreft, leren op dezelfde manier woorden. Het verschil is dat tweedetaalverwervers over veel concepten beschikken vanuit hun eerste taal. Dat betekent dat nieuwe woorden leren soms alleen maar een kwestie is van een ander label aanleren. Vaak echter zullen concepten niet precies dezelfde lading dekken en is er toch ook sprake van het leren van een nieuw concept. In het Engels betekent period bijvoorbeeld niet alleen periode, maar ook lesuur, pauze en menstruatie. Een Engelsman die Nederlands leert, zal waarschijnlijk starten met een te ruim concept bij het label periode.

In het overzicht hieronder wordt het aantal Nederlandse woorden dat receptief beheerst wordt door eentalige Nederlandstalige en meertalige (Turkse en Marokkaanse) leerlingen weergegeven.

Receptieve woordenschat Nederlands (Kuiken e.a. 2005)

Leeftijd

Nederlandstalige leerlingen

Anderstalige leerlingen.

4 jaar
8 jaar
12 jaar

3.000
6.000
17.000

1.000
4.200
10.000

Uit deze cijfers kan worden afgeleid dat leerlingen aan het einde van groep 4 zo’n 6.000 woorden moeten kennen om hun schoolloopbaan succesvol voort te kunnen zetten. Een dergelijke omvang is voorwaarde om de betekenis van nieuwe woorden te kunnen afleiden uit de context, bijvoorbeeld in leesteksten bij wereldoriënterende vakken.
Bij Turkse of Marokkaanse kinderen is zowel het aantal woorden waarover ze beschikken als ze op school komen, als het aantal woorden waarmee hun woordenschat jaarlijks groeit veel minder. De reden dat de woordenschat van Nederlandstalige kinderen vanaf het achtste jaar enorm groeit, heeft te maken met de groter wordende rol van de zaakvakken. Blijkbaar profiteren meertalige leerlingen hier veel minder van. Door hun kleine woordenschat begrijpen ze teksten vaak niet en zijn ze ook niet in staat de betekenis van nieuwe woorden af te leiden uit de context. Naast dit verschil in aantal woorden kennen de meertalige leerlingen de woorden vaak ook minder goed; ze beschikken over minder diepe woordkennis.
De eerste 1.000 tot 2.000 woorden worden in een ervaringscontext geleerd. Meertalige kinderen beschikken in het Nederlands vaak niet over deze basiswoordenschat.

Zie ook

Woordenschatverwerving; woordbetekenis; taalstimulering; taalheterogene groepen algemeen.