Woordenschat en taalbeschouwing

2.4.9; 8.4.7 Woordenschat en taalbeschouwing

Omschrijving

De samenhang tussen de domeinen woordenschat en taalbeschouwing; het benutten van de onderlinge verbanden om het onderwijs in deze domeinen te versterken.

Toelichting

Om over taal te kunnen praten, moeten leerlingen over een bepaald vocabulaire kunnen beschikken. In kerndoel 11 staat dat als volgt geformuleerd: “Onder 'woordenschat' vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken.” Daarmee wordt gedoeld op de vaktaalwoorden die gehanteerd worden binnen traditioneel taalbeschouwingsonderwijs, bijvoorbeeld woorden als ‘vertelzin’, ‘sterk werkwoord’ of ‘naamwoordelijk gezegde’. Het verwerven van deze begrippen is uiteraard nauw verbonden met kennisontwikkeling.
Taalbeschouwing, in de zin van het onderzoeken van en praten over taalverschijnselen, doet ook een beroep op de woordenschat, maar dan meer wat betreft ‘schooltaalwoorden’. Denk daarbij aan woorden als: in vergelijking met, geeft een verklaring voor, bestaat uit.

Zie ook

Schooltaalwoorden; vaktaalwoorden; gesprekken over taalverschijnselen.