Toelichting | Het vergroten van de taalvaardigheid is gebaat bij oefeningen en opdrachten waarin leerlingen die taalvaardigheid ook feitelijk toepassen. In een leesopdracht passen leerlingen leesvaardigheid toe. In een stelopdracht passen leerlingen schrijfvaardigheid toe. Om leerlingen bij het uitvoeren van zo’n opdracht (lezen, stellen, taalbeschouwing) houvast te geven, richt de leraar hun aandacht op een specifiek aspect van de vaardigheid. De gerichte aanwijzing van de leraar kan ook betrekking hebben op de totale aanpak van de opdracht: “Eerst doe je dit, dan doe je dat, als je een probleem tegenkomt, ga je zo te werk.” De aanwijzing heeft dan het karakter van een stappenplan. Gerichte aanwijzingen kunnen in meerdere domeinen van het taalonderwijs worden gegeven: beginnende geletterdheid, voortgezet technisch lezen, begrijpend lezen, stellen en taalbeschouwing. Voorbeeld beginnende geletterdheid Bij het uitvoeren van de elementaire leeshandeling is het van belang dat de leerlingen de grafemen van links naar rechts onderscheiden, herkennen en verklanken. De leraar laat met behulp van een woordstrook, waarin de onderscheiden grafemen weg kunnen worden gevouwen, de grafemen eerst apart zien en daarna als geheel woord: m – aa – n ->maan. De leerlingen lezen hardop mee: /m/ /aa/ /n/ -> /maan/. |