De leraar grijpt een verschijnsel in taalgebruik of in het taalsysteem aan om een les te ontwerpen die taalbeschouwing bevordert.
Toelichting
Om het metalinguïstisch bewustzijn van leerlingen te stimuleren, gebruikt de leraar alledaagse taalverschijnselen die zich in de klas (of daarbuiten) voordoen. Hij probeert daarmee leerlingen actief te laten reflecteren op taal om zo regelmatigheden of onregelmatigheden te ontdekken. De leraar gaat dan bij voorkeur inductief te werk, zodat kinderen onderzoekend leren en zelf ontdekken. Dit kan door leerlingen te laten kijken naar het eigen (schriftelijk of mondeling) taalgedrag, maar ook door andere activiteiten waarin een taalverschijnsel centraal staat. Hij kan daarbij gebruikmaken van verschillende didactische modellen.
Taalbeschouwing kan zowel geïsoleerd in een activiteit als geïntegreerd in een andere (taal)activiteit worden aangeboden. Een leraar kan bijvoorbeeld tijdens een leesbevorderende boekaanbieding rondom Roald Dahls De GVR, ingaan op het opmerkelijke taalgebruik van de Grote Vriendelijke Reus.
Bij onderwijs in taal(beschouwing) kan verwondering over taal, en de bijzondere verschijningsvormen ervan, het uitgangspunt zijn.