Boekoriëntatie en verhaalbegrip

3.1.2 Boekoriëntatie en verhaalbegrip

Omschrijving

Leerlingen oriënteren zich veelal door voorleessituaties op het fenomeen boek en op de structuur van verhalen.

Toelichting

Boekoriëntatie en verhaalbegrip zijn aspecten van geletterdheid die zich ontwikkelen binnen voorleessituaties.

Leerlingen leren zich tijdens voorleessituaties op boeken te oriënteren. Bij boekoriëntatie gaat het over gedrag, de omgang met boeken, wat je met boeken kunt doen, wat je eraan kunt zien en hoe je ze leest.

Doelen hierbij zijn:
- Leerlingen begrijpen dat illustraties en tekst samen een verhaal vertellen.
- Leerlingen weten dat boeken worden gelezen van voor naar achter, bladzijden van boven naar beneden en regels van links naar rechts.

Kinderen leren tijdens voorleessituaties de opbouw in een verhaal te ontdekken.
Door herhaald voorlezen ontstaat verhaalbegrip. Leerlingen gaan begrijpen dat een verhaal is opgebouwd uit een situatieschets, een aaneenschakeling van gebeurtenissen en een ontknoping.

Doelen hierbij zijn:
- Leerlingen begrijpen de taal van voorleesboeken. Ze zijn in staat conclusies te trekken naar aanleiding van een voorgelezen verhaal. Halverwege kunnen ze voorspellingen doen over het verdere verloop van het verhaal.
- Leerlingen weten dat de meeste verhalen zijn opgebouwd uit een situatieschets en een episode. Een situatieschets geeft informatie over de hoofdpersonen, de plaats en tijd van handeling. In een episode doet zich een bepaald probleem voor dat vervolgens wordt opgelost (Verhoeven & Aarnoutse 1999).

Zie ook

Interactief voorlezen; leeromgeving beginnende geletterdheid; leesplezier; leesomgeving.