Praktijkvoorbeeld Mondelinge taalvaardigheid: Vertellen in de kring  (groep 1/2)

Beschrijving onderwijssituatie

In de klas van juf Mariëlle mogen enkele kinderen om de beurt op de vertelstoel zitten en iets vertellen over de winter.

Kijkvragen

Fragment 1

1.   De leerkracht lijkt echt geïnteresseerd in wat de leerling vertelt. Welke signalen zendt ze uit?

2.   Wat zegt de leerkracht om de andere kinderen erbij te betrekken?

Fragment 2

1.   Welke vraag/vragen stelt de leerkracht als eerste aan de leerling?

2.   Hoe past ze de vraag aan wanneer de leerling geen antwoord geeft?

Fragment 3

1.   Waar gaat het gesprek over in het begin? En aan het einde?

2.   Hoe verandert de leerkracht het onderwerp? Wat zegt ze? 

Videofragmenten

Fragment 1: gesprek over de slee

Klik hier voor het transcript bij fragment 1.

Fragment 2: de stille leerling

Klik hier voor het transcript bij fragment 2.

Fragment 3: een ander onderwerp

Klik hier voor het transcript bij fragment 3.

Doordenkvragen

Bekijk zonodig de videofragmenten nog een keer.

1.   Op welke momenten komen de kinderen echt los? Waar zou dat door komen?

2.   Hoe gaat deze leerkracht om met een wat stillere leerling? (Zie fragment 2). Welk soort vragen stelt ze? De leerkracht heeft bij deze leerling het gesprek kort gehouden. Waarom zou ze dat gedaan hebben?

3.   Welke verschillende soorten vragen stelt de leerkracht? Orden deze naar moeilijkheidsgraad en beargumenteer dit.

Kennisbasis  taaldidactiek

Kennisvragen

1.   Welke vier spreekdoelen kan een spreker voor ogen hebben? Welke daarvan komen in dit kringgesprek aanbod?

 

Klik hier voor het antwoord op vraag 1.

 

2.   Eén van de sociale taalfuncties is ‘structureren van het gesprek’. Geef drie voorbeelden waarin de leerkracht het gesprek structureert.

 

Klik hier voor het antwoord op vraag 2.

Didactiekvragen

1.   Wat kun je zeggen over groeperingsvormen bij mondelinge taalvaardigheid? Wat is de ideale groepsgrootte en groepssamenstelling bij kringgesprekken?

2.   Noem - naast dit kringgesprek met de vertelstoel- enkele andere gespreksvormen voor mondelinge taalactiviteiten bij kleuters.

3.   Geef van ieder van de drie taalontwikkelende interactievaardigheden een voorbeeld uit dit kringgesprek.

Kriskras door de kennisbasis

In het eerste fragment is een voorbeeld te vinden van incidentele woordenschatuitbreiding. Om welk stukje uit het fragment gaat het hier?

In de praktijk

1.   Observeer een kringgesprek van je mentor. Gebruikt je mentor een specifieke werkvorm of routine, zoals bijvoorbeeld de vertelstoel, om kinderen iets te laten vertellen over eigen ervaringen? Worden de andere kinderen erbij  betrokken?

2.   Organiseer een kringgesprek met een klein groepje leerlingen in jouw stageklas. Hoe ga je zorgen voor betrokkenheid bij de leerlingen? Denk van te voren na over: het onderwerp, eventuele materialen, duur van het gesprek, het soort vragen, doorvragen,  manier om ruimte te scheppen, manier van feedback geven, zorgen voor oprechte interesse, etc.

3.   Bereid een kringgesprek voor en formuleer voor jezelf een leerdoel op het gebied van taalontwikkelende interactievaardigheden. Voer de activiteit uit. Laat je mentor een observatieformulier invullen of maak een video-opname en observeer je eigen leerkrachtgedrag. Formuleer daarna een nieuw aandachtspunt voor jezelf.