Materialen
Bekijk hier een inkijkexemplaar van het prentenboek Raf van Anke de Vries en Charlotte Dematons (Uitgeverij Lemniscaat 2008).
Doordenkvragen
1. Welke vragen stelt ze om de kinderen dit in te laten zien? Hoe verandert ze de vragen als de kinderen niet tot het juiste antwoord komen? Had ze nog andere vragen kunnen stellen?
2. Welke verschillen zie je als je deze fragmenten vergelijkt met het andere praktijkvoorbeeld (7.2) waarin Raf wordt voorgelezen? Waar ligt de focus in dit eerdere praktijkvoorbeeld? En waar in dit praktijkvoorbeeld?
3. Vind je deze activiteiten (die in deze twee praktijkvoorbeelden te zien zijn) goede voorbeelden van boekpromotieactiviteiten? Licht je antwoord toe.
Kennisbasis taaldidactiek
Kennisvragen
1. Welke functie heeft het prentenboek ‘Raf’?
a. ontspannende functie
b. creatieve functie
c. opvoedende functie
Klik hier voor het antwoord op vraag 1.
2. De plek waar het verhaal zich afspeelt is een voorbeeld van een verhaalelement. juist/onjuist
Klik hier voor het antwoord op vraag 2.
Didactiekvragen
1. Deze leerkracht zet haar literaire competentie in. Welke leesbelevingsvraag stelt de leerkracht? Geef een ander voorbeeld van een leesbelevingsvraag bij dit boek. Geef ook een voorbeeld van een tekstanalytische vraag die de leerkracht stelt.
2. Hoe zou je in dit voorbeeld de leesomgeving inrichten?
Kriskras door de kennisbasis
In dit voorbeeld oefenen de kinderen ook hun mondelinge taalvaardigheid.
1. Op welke cognitieve taalfuncties doet de leerkracht een beroep met haar vragen? Geef voorbeelden.
2. ‘Projecteren’ is de meest abstracte cognitieve taalfunctie. Welk kind laat in zijn reactie zien dat het zich kan verplaatsen in de gedachten en/of gevoelens van een verhaalfiguur?
In de praktijk
1. Onderzoek de leesomgeving in jouw stageklas. Op welke manier worden de kinderen uitgenodigd om een boek te lezen/ te bekijken?
2. Observeer enkele voorleesactiviteiten van je mentor waarin hij/zij een prentenboek herhaald aanbiedt. Beschrijf de opbouw van de activiteiten: waar richt de leerkracht zich achtereenvolgens op, wat waren de doelen voor de kinderen?
3. Bereid een activiteit voor naar aanleiding van een voorgelezen verhaal waarbij je je richt op de verhaallijn/dieper ingaat op het verhaal. Kies het boek/verhaal zorgvuldig. Kijk bijvoorbeeld of er sprake is van oorzaak-gevolg relaties in het boek.
4. Bedenk aansluitend bij 3 nog een activiteit/werkvorm om de kinderen de diepere laag van het verhaal te laten inzien.