Toelichting | Het gaat hier om een bijzonder complexe relatie waarover de laatste woorden nog lang niet gesproken zijn. Kinderen ontdekken vanaf hun geboorte de wereld om hen heen. Gaandeweg leren ze deze wereld te benoemen en erover te communiceren. Dit impliceert dat kinderen de wereld om hen heen leren begrijpen, waarbij het taalaanbod van anderen ondersteunend werkt. Tegelijkertijd leren ze zich uit te drukken in taal, waarbij ze gebruikmaken van steeds complexere taalfuncties. Kinderen moeten eerst begrijpen wat een oorzaak-gevolgrelatie is, zoals in rammelaar-loslaten-vallen. Pas dan zullen ze de uitdrukkingsvorm in taal kunnen begrijpen (receptieve taalvaardigheid). Vervolgens gaan ze zelf leren dit uit te drukken in taal (productieve taalvaardigheid) met bijvoorbeeld omdat of als-dan. In interacties zullen kinderen de correcte vorm hiervoor leren en weer nieuwe impulsen krijgen voor zowel hun cognitieve als hun taalontwikkeling. Ook wat woordenschat betreft gaat het verwerven van nieuwe concepten en hun labels, de conceptuele ontwikkeling, hand in hand met de cognitieve ontwikkeling. In het onderwijs wordt vaak gesproken over taal-denkrelaties. Dit begrip verwijst dan veelal in de richting van het stimuleren van gebruik van cognitieve taalfuncties. |