Praktijkvoorbeeld Beginnende geletterdheid: een methodeles aanvankelijk lezen (groep 3)

Beschrijving onderwijssituatie

De leerkracht geeft een les aanvankelijk lezen uit de methode Veilig Leren Lezen. Het gaat deze les om het aanleren van het woord ‘neus’ en de letter ‘n’ (kern 2).

Kijkvragen

Fragment 1: start les en herhaling aangeboden letters/woorden

1.    Hoe start de leerkracht de les?

2.    Wat doen de leerlingen als de leerkracht het woord op een structureerstrook laat zien?

3.    Welke symbolen worden er gebruikt voor de korte en lange klinkers en voor de tweeklanken?

4.    Wat doet de leerkracht bij het lezen van de woorden/letters aan de lijn?

Fragment 2: aanbieden ‘neus’ en ‘n’

1.    Welke materialen worden er gebruikt bij het aanbieden?

2.    Wat doet de leerkracht bij het aanbieden van het nieuwe woord?

3.    Wat doen de kinderen tijdens de aanbieding?

4.    Welk gebaar hoort er bij de /n/?

Fragment 3: inoefenen (klikklakboekje)

1.    Welke instructie krijgen de kinderen

2.    Hoe wordt het digibord gebruikt?

Fragment 4: inoefenen (woordendoosje)

1.    Hoe ziet het materiaal eruit?

2.    Wat moeten de kinderen stap voor stap doen?

Fragment 5: inoefenen woordrijtjes lezen

1.    Hoe zijn de leesrijtjes opgebouwd?

2.    Hoe leest het meisje?

Fragment 6: verlengde instructie

1.    Wat gebeurt er tijdens de verlengde instructie?

2.    Hoe worden de woordrijtjes gelezen?

3.    Hoe worden de kinderen betrokken door het spelletje ‘woorden maken’?

Videofragmenten

Fragment 1: start les en herhaling aangeboden letters/woorden

Klik hier voor het transcript bij fragment 1.

Fragment 2: aanbieden ‘neus’ en ‘n’

Klik hier voor het transcript bij fragment 2.

Fragment 3: inoefenen (klikklakboekje)

Klik hier voor het transcript bij fragment 3.

Fragment 4: inoefenen (woordendoosje)

Klik hier voor het transcript bij fragment 4.

Fragment 5: inoefenen woordrijtjes lezen

Fragment 6: verlengde instructie

Klik hier voor het transcript bij fragment 6.

Doordenkvragen

Gebruik bij je antwoorden zoveel mogelijk vaktaal.

  1. Welke visuele ondersteuning krijgen de kinderen in deze les? Wat is de functie van deze verschillende vormen van ondersteuning?
  2. Hoe is de les precies opgebouwd: welke activiteiten voeren de kinderen achtereenvolgens uit. Welk idee ligt ten grondslag aan deze opbouw?
  3. Hoe probeert de leerkracht de betrokkenheid van de kinderen vast te houden?
  4. Welke didactiek zie je terug bij het lezen van de woordrijen aan de instructietafel voor de sterkinderen?
  5. Leesmotivatie is een van de pijlers voor het leren lezen. Op welke manier(en) zie je dat er aandacht voor leesmotivatie is in de fragmenten? Hoe zou je in groep 3 kunnen werken aan leesmotivatie?

Kennisbasis Nederlandse Taal

Kennisvragen

1.    De structureerstrook wordt gebruikt bij het oefenen van de volgende twee handelingen:

a. de klank-letterkoppeling;
b. het analyseren van woorden naar losse letters;
c. het discrimineren van letters in een woord;
d. de synthese van letters tot een woord.

Klik hier voor het antwoord op vraag 1.

 

2.    Bij het vormen van woorden met het klikklakboekje zijn de kinderen bezig met:

a. de elementaire leeshandeling;
b. de elementaire spellinghandeling
c. met a en b
d. met geen van beide.

Klik hier voor het antwoord op vraag 2.

 

3.    De kinderen moeten op een werkblad de plaatjes van de woorden omcirkelen waarbij ze vooraan de klank /n/ horen. Dit is een oefening in:

a. auditieve synthese
b. visuele synthese
c. auditieve analyse
d. visuele analyse

Klik hier voor het antwoord op vraag 3.

Didactiekvragen

  1. Veilig Leren Lezen is een structuurmethode waarin het aanleren van de - en spellinghandeling een belangrijke plaats inneemt. Op welke manieren worden de woorden alzijdig gestructureerd?
  2. Wat is de meerwaarde van het gebruik van het digibord bij het aanvankelijk lezen? Geef concrete voorbeelden.
  3. ‘Veilig leren lezen’ hanteert verschillende groeperingsvormen.  Leerlingen worden ingedeeld in de volgende groepen: ster, maan, zon en raket. Leg uit hoe de kinderen geselecteerd worden. Geef twee voordelen en twee nadelen van deze vorm van differentiëren.

In de praktijk

  1. Observeer in groep 3 een les aanvankelijk lezen. Noteer de activiteiten die kinderen moeten uitvoeren en koppel deze activiteiten aan de theorie van aanvankelijk lezen: wat zijn de achterliggende doelen van iedere activiteit?
  2. Bekijk in je stageschool op welke manier aanvankelijk lezen is vormgegeven. Herken je de doorgaande leerlijn beginnende geletterdheid in de opzet?
  3. Geef een les aanvankelijk lezen. Maak een voorbereiding en bespreek die met je mentor.
  4. Geef een les leespromotie in groep 3 waarbij je zoveel mogelijk aansluit bij de interesses en het leesniveau van de kinderen.
  5. Verzamel verschillende methodes voor aanvankelijk lezen, bijvoorbeeld De Leessleutel, Leeslijn en Veilig leren lezen. Maak (of zoek) een checklijst om de methodes te bekijken en vergelijken.
    Zet in een overzicht wat de belangrijkste overeenkomsten/verschillen tussen de methodes zijn. Bespreek die met je mentor.
  6. Onderzoek hoe het leren lezen vorm krijgt bij verschillende onderwijsvisies, zoals EGO, Ontwikkelingsgericht leren, Jenaplanonderwijs, Montesori-onderwijs, Freinetonderwijs.
  7. Interview de leerkracht van groep 3 over een onderwerp rondom aanvankelijk lezen. Bijvoorbeeld het omgaan met verschillen, het leerlingvolgsysteem, het zelfstandig werken, de verlengde instructie, de leesmotivatie van kinderen. Werk de antwoorden kort uit en wissel uit met je medestudenten.
  8. Ga na op welke manier het protocol dyslexie wordt gebruikt op je stageschool. Wat is de rol die dit protocol speelt. Wie stuurt het gebruik van het protocol aan? Wat zijn de resultaten van het werken met het protocol?