Materialen
- De lesvoorbereiding van Joyce
- Tussendoelen beginnende geletterdheid in dit fragment
- Kenniselementen beginnende geletterdheid in dit fragment
Doordenkvragen
- Met welk doel voert Joyce dit gesprekje?
- Wat zou een reden kunnen zijn om deze activiteit uit te voeren met 2 kinderen? En waarom met 1 kind?
- Het niveau in taalvaardigheid verschilt nogal tussen de twee kinderen. Bedenk voor- en nadelen van een heterogene groepssamenstelling.
- Wat vind je van de keuze van de woorden die kinderen moeten nastempelen?
Terugblikken
Reflectie van Joyce op haar vakdidactische en vakinhoudelijke doelen
Kennisbasis taaldidactiek
Kennisvragen
1. Bij het tussendoel Alfabetisch principe gaat het erom dat kinderen:
a. Het alfabet kunnen opzeggen
b. Klanken aan tekens kunnen koppelen
c. Weten dat bij ieder klank een teken hoort
d. Tekens op alfabetische volgorde kunnen leggen
Klik hier voor het antwoord op vraag 1.
2. De eerste fase in de schrijfontwikkeling van kinderen is:
a. Krabbelen
b. Tekenen
c. Invented spelling
d. Ketens letterachtige vormen of letters
Klik hier voor het antwoord op vraag 2.
3. Het hardop verklanken van letters is een hulpmiddel bij visuele synthese.
Juist/onjuist
Klik hier voor het antwoord op vraag 3.
Didactiekvragen
1. Op welke manier werkt Joyce aan het tussendoel Relatie tussen gesproken en geschreven taal in deze activiteit?
2. Hoe komt het tussendoel Functies van geschreven taal in deze activiteit aan bod?
3. Om welke auditieve en/of visuele vaardigheden gaat het bij de stempeloefening vooral? Sluiten de interventies van Joyce daarbij aan? Had ze hier misschien nog meer leerrendement uit kunnen halen?
Kriskras door de kennisbasis
Joyce voert een gesprekje met de leerlingen. Dat biedt de mogelijkheid te werken aan mondelinge taalvaardigheid.
1. In hoeverre hanteert Joyce taalontwikkelende interactievaardigheden in het gesprekje voorafgaand aan het stempelen?
2. In hoeverre leveren deze taalontwikkelende interactievaardigheden een bijdrage aan het leerdoel voor de kinderen bij deze activiteit?
3. Beschrijf het gesprekje vooraf aan de hand van verschillende kenmerken voor gesprekssoorten.
In de praktijk
1. Hoe wordt er in jouw stageklas gewerkt aan het alfabetisch principe? Welke soort activiteiten worden er ondernomen? Hoe vaak, met welke kinderen, in welke groepssamenstelling? Wordt hiervoor een programma/methode gevolgd?
2. Onderzoek de geletterde leeromgeving van je stageklas. Waar zou je verbeteringen in kunnen aanbrengen? Bespreek dit met je mentor.
3. Breng de beginsituatie van de kinderen wat betreft letterkennis in kaart.
4. Bereid een thema-activiteit voor waarmee je werkt aan de foneem-grafeem koppeling.