Praktijkvoorbeeld Beginnende geletterdheid: De bloemenwinkel (Groep 1/2)

Beschrijving onderwijssituatie

In het kader van het thema lente is in de klas een bloemenwinkel ingericht. Het is de bedoeling hier onder andere lees- en schrijfactiviteiten aan te verbinden. De kinderen maken wenskaartjes die samen met de bloemen verkocht kunnen worden. Ze stempelen woorden na zoals: hoera, gefeliciteerd, 5 jaar en proficiat.

Joyce voert een kort gesprekje met de kinderen over waarom je iemand een bloemetje geeft en wat je er dan bij zegt (gefeliciteerd, beterschap etc). Vervolgens worden de kaartjes gemaakt en worden ze in de bloemenwinkel aan de bloemen gehangen.

 

Joyce heeft de beginsituatie van de twee leerlingen in kaart gebracht en de lesdoelen geformuleerd.

Kijkvragen

Fragment 1

1.   Hoe reageert Joyce op de antwoorden die de kinderen geven?

2.   Geeft ze beide kinderen evenveel de beurt?

3.   Welke verschillen in taalvaardigheid zie je bij de kinderen?

Fragment 2

1.   Zie je verschillen tussen de twee kinderen?

2.   Welke vragen stelt Joyce? Wat is het doel van die vragen?

Fragment 3

1.   Hoe spelt de leerling het woord?

2.   Wat doen de leerlingen na het stempelen? 

Videofragmenten

Fragment 1: functionele context

Klik hier voor het transcript bij fragment 1.

 

Fragment 2: kaartjes stempelen

Klik hier voor het transcript bij fragment 2.

 

Fragment 3: kaartjes lezen en gebruiken

Klik hier voor het transcript bij fragment 3.

Materialen

- De lesvoorbereiding van Joyce

- Tussendoelen beginnende geletterdheid in dit fragment

- Kenniselementen beginnende geletterdheid in dit fragment

Doordenkvragen

  1. Met welk doel voert Joyce dit gesprekje?
  2. Wat zou een reden kunnen zijn om deze activiteit uit te voeren met 2 kinderen? En waarom met 1 kind?
  3. Het niveau in taalvaardigheid verschilt nogal tussen de twee kinderen. Bedenk voor- en nadelen van een heterogene groepssamenstelling.
  4. Wat vind je van de keuze van de woorden die kinderen moeten nastempelen?

Terugblikken

Reflectie van Joyce op haar vakdidactische en vakinhoudelijke doelen

Kennisbasis taaldidactiek

Kennisvragen

1.   Bij het tussendoel Alfabetisch principe gaat het erom dat kinderen:

a.    Het alfabet kunnen opzeggen

b.    Klanken aan tekens kunnen koppelen

c.    Weten dat bij ieder klank een teken hoort

d.   Tekens op alfabetische volgorde kunnen leggen

 

Klik hier voor het antwoord op vraag 1.

 

2.   De eerste fase in de schrijfontwikkeling van kinderen is:

a.    Krabbelen

b.    Tekenen

c.    Invented spelling

d.   Ketens letterachtige vormen of letters

 

Klik hier voor het antwoord op vraag 2.

 

3.   Het hardop verklanken van letters is een hulpmiddel bij visuele synthese.

Juist/onjuist

 

Klik hier voor het antwoord op vraag 3.

 

Didactiekvragen

1.   Op welke manier werkt Joyce aan het tussendoel Relatie tussen gesproken en geschreven taal in deze activiteit?

2.   Hoe komt het tussendoel Functies van geschreven taal in deze activiteit aan bod?

3.   Om welke auditieve  en/of visuele vaardigheden gaat het bij de stempeloefening vooral? Sluiten de interventies van Joyce daarbij aan? Had ze hier misschien nog meer leerrendement uit kunnen halen?

Kriskras door de kennisbasis

Joyce voert een gesprekje met de leerlingen. Dat biedt de mogelijkheid te werken aan mondelinge taalvaardigheid.

1.   In hoeverre hanteert Joyce taalontwikkelende interactievaardigheden in het gesprekje voorafgaand aan het stempelen? 

2.   In hoeverre leveren deze taalontwikkelende interactievaardigheden een bijdrage aan het leerdoel voor de kinderen bij deze activiteit?

3.   Beschrijf het gesprekje vooraf aan de hand van verschillende kenmerken voor gesprekssoorten.

In de praktijk

1.   Hoe wordt er in jouw stageklas gewerkt aan het alfabetisch principe? Welke soort activiteiten worden er ondernomen? Hoe vaak, met welke kinderen, in welke groepssamenstelling? Wordt hiervoor een programma/methode gevolgd?

2.   Onderzoek de geletterde leeromgeving van je stageklas. Waar zou je verbeteringen in kunnen aanbrengen? Bespreek dit met je mentor.

3.   Breng de beginsituatie van de kinderen wat betreft letterkennis in kaart.

4.   Bereid een thema-activiteit voor waarmee je werkt aan de foneem-grafeem koppeling.