Praktijkvoorbeeld begrijpend lezen: Omgaan met poëzie (groep 4)

Beschrijving van de onderwijssituatie

Irem is een tweedejaarsstudente.  Binnen een les voortgezet technisch lezen ondersteunt Irem de kinderen bij het lezen van een gedicht. Hierbij gebruikt ze het de methode ‘Lees maar door’ (les 16, blz. 88).

Kijkvragen

Fragment 1

1.   Hoe introduceert Irem het gedicht? 

2.   Wat doen de kinderen?

Fragment 2

1.   Op welke manieren verduidelijkt Irem de kenmerken van een gedicht?

2.   Hoe houdt Irem de kinderen betrokken?

Fragment 3

1.   Wat vertellen de kinderen over het woord stoer.

2.   Op welke manieren wordt de betekenis van het woord verhelderd?

Videofragmenten

Fragment 1: Voorspellingen doen over de tekst

Klik hier voor het transcript bij fragment 1.

Fragment 2: Kenmerken van poëzie bespreken

Klik hier voor het transcript bij fragment 2.

Fragment 3: Stilstaan bij onbekende woorden in de tekst

Klik hier voor het transcript bij fragment 3.

 Materialen

Het gedicht

Doordenkvragen

1.   Waarom bespreekt Irem vooraf de titel en het plaatje van het gedicht?

2.   Het duurt even voordat de kinderen ontdekken dat het om een gedicht gaat. Waardoor ontdekken ze dit?

3.   Irem draagt verschillende kenmerken van een gedicht aan. Ze zou deze voor de kinderen nog eens op een rij kunnen zetten door een samenvatting te geven aan het eind van het tweede videofragment. Hoe zou een dergelijke samenvatting eruit kunnen zien?

Kennisbasis taaldidactiek

Kennisvragen

1.   Welke woorden horen bij elkaar? Maak drie woordparen.

a.    Poëzie       a. couplet

b.    Proza         b. strofe

c.    Lied           c. alinea

 

Klik hier voor het antwoord op vraag 1.

 

2.   Hoeveel procent van de woorden moeten leerlingen minimaal beheersen om een tekst goed te kunnen begrijpen?

a.    50%

b.    60%

c.    70%

d.   80%

 

Klik hier voor het antwoord op vraag 2.

 

3.   Welke van de volgende punten zijn de belangrijkste drie succesfactoren voor tekstbegrip?

a.    Woordenschat

b.    Zinsbegrip

c.    Kennis van de wereld

d.   Technisch voldoende leesniveau

e.    Leesmotivatie

 

Klik hier voor het antwoord op vraag 3.

Didactiekvragen

1.   Welke didactische stappen  (stappenplan begrijpend lezen) zie je in dit eerste deel van de les van Irem terug? Hoe staan die in relatie met de doelen van begrijpend lezen?

2.   In een les begrijpend lezen kunnen vragen bij de tekst worden gesteld: voor het lezen, tijdens het lezen, na het lezen. Geef van iedere fase voorbeelden van vragen die je kunt stellen.

3.   Een leerlijn begrijpend lezen is concentrisch van aard en niet lineair. Leg uit wat hiermee bedoeld wordt.

Kris-kras door de kennisbasis

Deze les voor begrijpend lezen bevat ook onderdelen waarbij gewerkt wordt aan woordenschat. In het tweede fragment krijgt het begrip ‘couplet’ veel aandacht en in het derde fragment wordt het woord ‘stoer’ besproken.

1.   Ga voor beide fragmenten na welke stappen van ‘de viertakt’, een didactisch model voor woordenschatuitbreiding Irem in haar les inbouwt.

2.   Formuleer enkele tips voor Irem om dit model verder uit te bouwen.

3.   Irem gebruikt het woord ‘couplet’ in plaats van ‘strofe’. Zou jij dezelfde keuze maken? Beargumenteer je antwoord.

In de praktijk

1.   Observeer een les begrijpend lezen.

a.    Kijk of je de drie fasen voor-tijdens-na in de les herkent en hoe die verschillende fases zijn ingevuld.

b.    Hoe ziet de instructie van de leerkracht eruit?

c.    Welke leesstrategieën leren de kinderen?

2.   Bekijk de leerlijn begrijpend lezen in de methode van jouw stagegroep. Wat zijn de onderwerpen die aan de orde komen?

3.   Onderzoek de methode voor begrijpend lezen die gebruikt wordt op je stageschool. Gebruik hierbij een lijst met criteria waaraan een dergelijke methode moet voldoen.

4.   Geef een les begrijpend lezen met de op school gebruikte methode. Mocht je in de onderbouw stage lopen, dan kun je een activiteit rondom begrijpend luisteren geven.

5.   Onderzoek op je stageschool in hoeverre begrijpend lezen en zaakvakonderwijs geïntegreerd worden. Hoe zou een win-winsituatie eruit kunnen zien?

6.   Ontwerp en geef een les begrijpend lezen. Zoek daarvoor zelf een geschikte tekst en maak gebruik van modeling bij begrijpend lezen. Eventueel kun je, door een goede tekst te kiezen, deze les integreren in een les wereldoriëntatie.