Doordenkvragen
Bekijk zonodig de fragmenten nog een keer.
1. Wat denk je dat het lesdoel van Lisa is? In hoeverre heeft ze haar doel(en) wel/niet bereikt? Beargumenteer je antwoord.
2. Voordat de kinderen zich in het algemeen in het gedicht/gedichten verdiept hebben, vraagt Lisa de kinderen om een mening/oordeel over het gedicht. Wat vind je daarvan? Wat zijn de voor- en de nadelen?
3. De kinderen vinden het gedicht grappig maar ook ‘vies’.
a. Kun je dat verklaren?
b. Denk je dat de leerkracht had verwacht dat enkele leerlingen sommige regels in het gedicht vies vinden.?
c. Vind je dat de leerkracht moet ingaan op de opmerkingen van meerdere kinderen dat het gedicht ‘goor’ en ‘vies’ is? Licht je antwoord toe.
Kennisbasis taaldidactiek
Kennisvragen
1. Welke van de volgende auteurs zijn bekend vanwege hun kindergedichten?
a. Dick Bruna, Arend van Dam, Lydia Rood
b. Paul Biegel, Thea Beckman, Paul van Loon,
c. Annie MG Schmidt, Ted van Lieshout, Willem Wilmink
Klik hier voor het antwoord op vraag 1.
2. Met het lezen van gedichten kun je pas beginnen in de middenbouw. Voor kleuters is dit tekstgenre te moeilijk. Juist/onjuist
Klik hier voor het antwoord op vraag 2.
Didactiekvragen
1. Op welke manier kan modeling bij jeugdliteratuur een rol spelen bij het aanbieden van gedichten?
2. Als leerkracht begeleidt je de tekstkeuze van je leerlingen. Sommige leraren vinden dat je bij het kiezen van teksten, en dus ook van gedichten, altijd moet aansluiten bij de belevingswereld van de groep. Andere leraren vinden van niet. Bedenk voor beide meningen enkele argumenten. Wat is jouw mening?
3. Lisa oefent haar literaire competentie door verschillende vragen te stellen. Welke soort vragen stelt ze: leesbelevingsvragen en/of tekstanalytische vragen? Geef voorbeelden.
Kriskras door de kennisbasis
Bij het lezen van fictionele teksten speelt begrijpend lezen uiteraard ook een rol.
1. Welke vragen zou je bij poëzieteksten kunnen stellen voor, tijdens en na het lezen?
2. Is een stappenplan begrijpend lezen ook bruikbaar bij het lezen van gedichten? Welke voor- en nadelen zie je?
In de praktijk
1. Maak een verzameling van geschikte gedichten voor jouw stagegroep. Betrek eventueel de kinderen uit de stagegroep bij de keuze van de gedichten.
2. Lees achtergrondliteratuur over poëzie in het basisonderwijs. Houd een interview met je mentor over omgaan met poëzie in de basisschool. Schrijf vervolgens een essay over ‘Poëzie in het basisonderwijs’
3. Bestudeer de leerlijn jeugdliteratuur. Wat is de rol van poëzie in deze leerlijn?
4. Onderzoek welke dichtbundels er op je stageschool zijn. Maak - uitgaande van deze bundels – een lijst met geschikte bundels/gedichten voor je stageschool. Maak een indeling per bouw.
5. Ontwerp en geef een les jeugdliteratuur rondom het lezen van gedichten.
6. Gedichten schrijven
a. Er zijn verschillende manieren om kinderen te ondersteunen bij het schrijven van gedichten. Zo kan een vaste structuur /vorm (elfje, haiku) helpen bij het dichten. Verzamel een aantal structuren die je zou kunnen gebruiken in het basisonderwijs. Probeer zelf bij iedere structuur een gedicht te maken.
b. Kies één structuur uit en bereid daaromheen een les voor. Probeer de les zo mogelijk uit.