Praktijkvoorbeeld Stellen: Het maken van een ‘doe-tekst’.

Beschrijving onderwijssituatie

Joyce heeft samen met haar medestagiaire een techniekmiddag georganiseerd op haar stageschool met als thema ‘Onbewoond eiland’. Tijdens die middag hebben de kinderen hutjes gebouwd. Joyce wil haar stelles hierbij aan laten sluiten. Volgens de taalmethode zouden de kinderen aan de slag moeten gaan met het schrijven van een zogenaamde ‘doetekst’.  Het onderwerp van deze doetekst stemt Joyce af op de themamiddag techniek. Dit is nu: ‘Hoe overleef ik op een onbewoond eiland’. Waarbij de titel verwijst naar de populaire ‘Hoe overleef ik’-reeks van Francine Oomen.  Joyce maakt gebruik van de werkwijze van de methode Taal in beeld.

 

Bekijk hier de lesdoelen en de beginsituatie die Joyce voor de kinderen heeft geformuleerd.

 

Tijdens het uitvoeren van de les blijkt dat de kinderen wel gewend zijn met een plan van aanpak te werken, maar nog nooit eerder een doetekst hebben geschreven. Joyce had zichzelf dus onvoldoende geïnformeerd over de beginsituatie van de kinderen. Dit beïnvloedt het verloop van deze taalactiviteit.

Kijkvragen

Fragment 1

Joyce geeft aan het begin van de les uitleg over de doetekst en brainstormt met de kinderen over de inhoud/het onderwerp van de tekst.

1.   Wat kun je zeggen over de omvang van de beurten van de kinderen?

2.   Hoe geeft Joyce informatie over de tekstsoort? En welke informatie krijgen de kinderen?

3.   Hoe reageert Joyce op de inbreng van de kinderen? Wat zegt ze?

Fragment 2

Joyce heeft het plan van aanpak besproken en de kinderen zijn van start gegaan met het invullen hiervan. Daarna zijn ze gaan schrijven. Tijdens het schrijven geeft Joyce  een aanvullende  klassikale uitleg.

1.   Welke aanvullende informatie geeft Joyce hier over de tekstsoort?

 Fragment 3

Joyce loopt rond tijdens het schrijven en helpt kinderen die niet goed op gang komen.

1.   Wat is het probleem van deze leerling en hoe helpt Joyce haar op weg?

Fragment 4

Tegen het einde van de les legt Joyce de kinderen enkele evaluatievragen voor en bespreekt deze klassikaal.

1.   Wat wordt hier geëvalueerd?

2.   Wat vonden de kinderen moeilijk?

Videofragmenten

Fragment 1. Voor het schrijven: aandacht voor tekstsoort en inhoud

Klik hier voor het transcript bij fragment 1.

Fragment 2: Tijdens het schrijven: aanvullende klassikale uitleg

Klik hier voor het transcript bij fragment 2.

Fragment 3: Tijdens het schrijven: individuele hulp

Klik hier voor het transcript bij fragment 3.

Fragment 4: Na het schrijven: evaluatie van het proces

Klik hier voor het transcript bij fragment 4.

Materialen

De lesvoorbereiding van Joyce

Werkblad kinderen

Stills van 2 schrijfproducten (video-opname 21.04 en 21.20)

Doordenkvragen

1.   De kinderen komen moeilijk op gang. Wat zou daar de oorzaak van kunnen zijn?

2.   Welke middelen zet Joyce achtereenvolgens in (fragmenten 1-2-3) om de kinderen te ondersteunen bij het schrijven? Zijn ze effectief?

3.   Wat is volgens jou de functie van het evalueren van deze activiteit?

Terugblikken

Joyce blikt terug op de les.

Joyce formuleert verbeterpunten.

Kennisbasis  taaldidactiek

Kennisvragen

1.   Een ‘doetekst’ is een:

a.    Informatieve tekst

b.    Argumentatieve tekst

c.    Directieve tekst

d.   Beschouwende tekst

 

Klik hier voor het antwoord op vraag 1.

 

2.   Welke structuur past het best bij een ‘doetekst’:

a.    Stapelstructuur

b.    Verhaalstructuur

c.    Betoogstructuur

 

Klik hier voor het antwoord op vraag 2.

 

3.   Het werken met een plan van aanpak is een voorbeeld van vertellend schrijven.

Juist/onjuist

 

Klik hier voor het antwoord op vraag 3.

Didactiekvragen

1.   Hoe formuleert Joyce haar schrijfopdracht? Voldoet deze aan de belangrijkste eisen?

2.   Wat zijn de overeenkomsten/verschillen tussen het plan van aanpak dat Joyce gebruikt en een stappenplan voor stellen? Welke voor- en nadelen zie je aan beide aanpakken?

3.   Welke visie op taalonderwijs is het meest van toepassing op deze les van Joyce: communicatief, strategisch of interactief taalonderwijs. Beargumenteer je antwoord.

In de praktijk

1.   Analyseer de manier waarop stelonderwijs in de taalmethode op jouw stageschool wordt vormgegeven. Doe dat aan de hand van een didactisch model voor stelonderwijs en/of de stappen in het schrijfproces.

2.   Stel je mentor vragen over de manier waarop hij zijn stelonderwijs inricht. Vraag naar frequentie, aanpak, functionaliteit.

3.   Inventariseer de schrijfmotivatie van de leerlingen in jouw stageklas. Dit kun je doen in een gesprek met de leerlingen (aansluitend aan een stelles) maar ook met een kleine enquête.

4.   Ontwerp een stelles waarin de schrijfopdracht functioneel is en waarin alle stappen van een didactisch model voor stelonderwijs verwerkt zijn. Je kunt een geheel nieuwe les ontwerpen, je kunt ook uitgaan van een les uit de taalmethode en deze herontwerpen.